Amsterdam, Zondag 8 november 2020
Zojuist heeft de scriba van de Protestantse Kerk in Nederland een verklaring uitgesproken. In deze verklaring spreekt de Scriba over een erkenning van schuld, en de verantwoordelijkheid voor de toekomst. Hij spreekt over de pijn en het verdriet, die de Shoah teweeg heeft gebracht bij de Joodse gemeenschap, tot op de dag van vandaag. Hij spreekt over de wortels van het antisemitisme in ons land. En over de rol van de kerk daarin. Het CJO, de koepel van Joodse organisaties in Nederland, is blij met deze verklaring en vindt het een mooi en welkom gebaar van vriendschap.
In het kader van deze herdenking heb ik mij verdiept in de reactie van de Duitse kerken op de Kristallnacht, en die loog er niet om. Nadat de Nazi’s de synagoges in brand hadden gestoken, werden zelfs de gedoopte voorgangers van Joodse origine gearresteerd. Je zou denken, dat de kerk hen een helpende hand zou bieden, maar zelfs deze bekeerlingen hoefden niet op hun steun te rekenen. In de maanden erna werden er ‘bijzondere’ eisen gesteld aan bekeerde voorgangers. Tenminste, diegenen, die nog op vrije voeten waren. Ze moesten zich gedeisd houden, want als er reuring in hun gemeenschappen zou ontstaan, werden ze direct gedwongen het predikantschap neer te leggen. Een jaar later waren praktisch alle predikanten van Joodse afkomst uit hun ambt gezet.
Er heerste sterke vooroordelen en wrok tegen Joden onder Duitse protestanten. Men beschouwde hen als vreemdelingen, die ongeluk brachten. Het feit dat zij gedoopt waren deed daar niets aan af, zo staat te lezen in het boek ‘De verlaten kinderen van de kerk’.
En dat was geen grote verrassing. De Nazi’s gebruikten de geschriften van Maarten Luther, een grondlegger van de Protestantse kerk, dikwijls als onderbouwing voor hun verschrikkelijke daden. De protestantse bisschop van Thüringen, Martin Sasse, was zelfs verheugd over de brandende synagoges na de Kristallnacht. Hij schreef, dat Luther, die op 10 november jarig was, zich geen beter kado kon wensen, dan brandende sjoels! Schreef Luther niet in zijn laatste geschrift, dat alle synagoges en Joodse scholen moesten branden? Dat wat niet brandde met aarde bedekt moest worden? Schreef Luther niet, dat het de christenen aan te rekenen viel, dat zij de Joden niet hadden vermoord? Zoals u begrijpt vonden de Nazi’s veel inspiratie en bevestiging in deze kerkelijke woorden. Tot aan het roven van de bezittingen, het vogelvrij verklaren van Joodse mensen, alles stond beschreven in de Lutherse pamfletten.
Ook Calvijn was geen bepaald geen vriend van de Joden. Van hem hoefden de Joden weliswaar niet dood, maar hij zei wel ‘(De Joden) voeren strijd tegen God, ze haten de hele wereld, ze zijn vijanden van het heil der heidenen, kortom, ze zijn aan het eeuwige verderf gewijd.’. De Joden waren “de allerheftigste vijanden”.
De reactie op de Kristallnacht in Nederland was dan ook koud. De toenmalige premier, Hendrik Colijn, kwam uit de ARP, de anti-revolutionaire partij. Deze was sterk verbonden met de Gereformeerde kerk in Nederland. Colijn schiet de Joden niet te hulp, integendeel. Na de Kristallnacht probeerden veel Joden Duitsland te ontvluchten, waarop Nederland op 15 december de grenzen sloot. Colijn was bang om zijn neutraliteit te verliezen en wilde de Duitsers te vriend houden. Bovendien, zo zei hij, is dat in het belang van de Joden zelf. Immers “wanneer men nu ongelimiteerd een stroom vluchtelingen uit het buitenland hier zou binnen laten, zou het noodzakelijk gevolg ervan zijn, dat de stemming in ons eigen volk ten opzichte van de Joden een ongunstige kentering zou kunnen ondergaan.” en “Vermeden moet worden alles, wat de strekking heeft duurzame vestiging in ons reeds zo dichtbevolkte land te bevorderen, daar een verder binnendringen van vreemde elementen schadelijk zou zijn voor de handhaving van het karakter van den Nederlandschen stam. “
Toen de oorlog toch uitbrak in 1940 en de Duitsers ons land bezetten, was er zelfs een stroming binnen de kerk, geleid door een zoon van Abraham Kuyper, die vond dat het gezag altijd gevolgd moest worden, ook als dat gezag van een Duitse bezetter kwam, want elk gezag kwam immers van G’d. Dit alles heeft ertoe geleid dat velen in de kerk passief en sommigen zelfs actief hebben meegeholpen aan de Jodenvervolging.
Zelfs na de oorlog was er in Nederland weinig oog voor wat er met de Joodse gemeenschap was voorgevallen. De ontvangst bij terugkomst was kil en elke reflectie op wat er in de oorlog was gebeurd, werd opzij geschoven. Pas in de jaren 60 is daar echt verandering in gekomen.
Maar tegelijkertijd was er binnen de protestantse kerk een stroming, die zich wel verzette tegen de Jodenvervolging. En niet alleen in de Protestantse kerk, ook binnen de Katholieke kerk. Ik noem bijvoorbeeld Kardinaal de Jong. In vele kerken werd juist van het spreekgestoelte opgeroepen, om Joodse onderduikers in huis te nemen en hen te beschermen. De daden van deze Helden mogen wij nooit vergeten, en voor zover zij er niet meer zijn: Hun herinnering zij tot zegen.
Toen de kerk in de lente bij ons kwam om te spreken over excuses of in haar eigen woorden een schuldbelijdenis, vonden wij het daarom belangrijk, dat de kerk expliciet maakte, waarvoor zij schuld erkent. Alleen dan heeft deze verklaring betekenis. Wat betekent een erkenning immers als er geen schuld is?
In het gesprek, dat volgde, vonden we samen met het bestuur van de Protestantse Kerk een textueel evenwicht. Een document, dat duidelijk schuld belijdt over datgene wat de kerk verweten kan worden, juist ook voor de oorlog. Maar tegelijkertijd de helden uit het verzet de hoogst mogelijke eer verschaft.
En dat is juist de pracht van deze boodschap. Deze verklaring bouwt op de kracht van het eigen geweten. Want hoe beter kan je aan de jonge generatie uitleggen, dat als het moment daar is om te kiezen, niet iedereen om je heen de juiste richting uit zal gaan? Dat als rampspoed zich meester maakt van je land, je niet de menigte moet volgen, maar je eigen morele kompas? We leven tegenwoordig in bubbels, die onze eigen gelijk versterken. En zonder het te weten kan een polariserende ideologie onze bubbel binnen dringen, en ons langzaam doen geloven, dat een zondebok de schuld van al onze tegenslag draagt. Ook dan is het, net als toen, aan onszelf om tegenwicht te bieden.
Deze declaratie is daarmee niet alleen een schuldbelijdenis. Het is ook een stap naar verzoening. Door wederom te erkennen, wat de kwade woorden van Luther teweeg hebben gebracht, en door in te zien, dat deze ideeën doorwerken tot de dag van vandaag, kan de kerk een stap maken om dit antisemitische gedachtegoed voorgoed uit haar gelederen te verbannen. Kan zij samen met de Joodse gemeenschap zij aan zij vechten tegen antisemitisme, want we zijn er nog niet. Met deze verklaring geeft de kerk een krachtige boodschap mee aan toekomstige generaties: Volg niet blind, vertrouw niet zonder vragen, accepteer geen antisemitisme, weer haat, ook in je digitale bubbles. Wees geen meeloper, maar sta op en vertrouw op je eigen morele kompas.