Vandaag heeft minister Van Engelshoven van OCenW nieuwe stappen bekend gemaakt om zo veel mogelijk roofkunst in handen van de Staat aan de rechtmatige eigenaren terug te geven. Het Centraal Joods Overleg (CJO), de koepel van Joodse organisaties in ons land, juicht die stappen toe en noemt ze een ‘doorbraak’.
Het besluit van minister Van Engelshoven om roofkunst, die oorspronkelijk van Joodse eigenaren was en waar- van geen rechthebbenden meer kunnen worden gevonden, uiteindelijk terug te geven aan de Joodse gemeenschap, is moreel juist. Het is altijd het standpunt van het CJO geweest dat Nederlandse musea en instellingen op geen enkele wijze zouden mogen profiteren van de moord op 6 miljoen Joden en hun beroving tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De minister wil, voordat er van overdracht aan de Joodse gemeenschap sprake is, eerst maximaal inzetten op herkomstonderzoek en de actieve opsporing van rechthebbenden. Daarmee doet ze terecht een uiterste poging om zoveel mogelijk kunstvoorwerpen aan individuele nabestaanden terug te geven. Vervolgens wordt het beheer van de resterende Joodse werken overgedragen aan een Joodse instelling en als het restitutiebeleid voltooid is, gaat ook de eigendom van de niet ge- claimde werken over naar de Joodse gemeenschap. Door deze gefaseerde aanpak kan de wens van het CJO in vervulling gaan om deze roofkunst in te zetten voor educatieve doelen.
Aan de hand van de geroofde kunstvoorwerpen kan duidelijk gemaakt worden hoe ingrijpend het gevolg is geweest van de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen keerde het overgrote deel van de Ne- derlandse Joden niet terug uit de vernietigingskampen, ze werden ook totaal beroofd. Door het houden van tentoonstellingen en het beschrijven van de levens van de voormalige eigenaren wil het CJO deze ramp voor de toekomstige generaties inzichtelijk blijven maken.
Het CJO spreekt de hoop uit dat het thans door minister van Engelshoven uitgezette beleid ook in internationaal verband zal worden overgenomen.