Het Centraal Joods Overleg heeft met instemming kennisgenomen van het besluit van burgemeester Koen Schuiling van Groningen om excuses aan te bieden en op morele gronden schade te vergoeden voor de wijze waarop direct na de Tweede Wereldoorlog met Joods onroerend goed is omgegaan, in dit geval het huis van de familie Van Blankenstein. Het CJO, de koepel van Joodse organisaties in ons land, ziet het besluit van de gemeente Groningen als een belangrijke doorbraak.
In zijn excuus heeft burgemeester Schuiling tot uitdrukking gebracht dat het bij de gemeente na de oorlog ontbrak aan moreel besef, waardoor op geen enkele wijze rekening werd gehouden met de belangen van mensen die terugkeerden in Groningen, uit de verschrikkingen van de oorlog in concentratiekampen en onderduikadressen en die hun hele familie hadden verloren. Van de ca 3000 Groningse Joden overleefden slechts 7% de Tweede Wereldoorlog, 753 woningen van Joden werden leeggeroofd en na de oorlog gingen een hoge ambtenaar en vervolgens de burgemeester van de stad in de woning van de familie Van Blankenstein wonen.
De gemeente Groningen is de eerste gemeente waar naast excuus ook een aanzienlijke schadetoekenning plaatsvindt aan een enkele particulier. In ca. 100 gemeenten in Nederland vindt onderzoek plaats, of heeft onderzoek plaats gevonden, naar de wijze waarop zij tijdens en na de oorlog met het onroerend goed van Joden zijn omgegaan. Dit heeft onder meer in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Eindhoven en Apeldoorn geleid tot een tegemoetkoming aan de Joodse gemeenschap. In Den Haag is ook immoreel geheven straatbelasting aan Joodse particulieren toegekend.
Het onderzoek naar de opstelling van de gemeenten in de jaren 1940-1955 is niet alleen van belang voor het rechtsgevoel van Nederlandse Joden, het legt bloot tot welk onrecht een kille en harteloze toepassing van regels kan leiden. Dat is ook nu nog van belang.
CJO-voorzitter Chanan Hertzberger: “Voor het CJO is het besluit van de gemeente Groningen aanleiding om andere gemeenten op te roepen juist op het punt van immorele gedrag en de mogelijke zelfverrijking van gemeentes na de oorlog dieper onderzoek te doen en in navolging van Groningen mogelijk particuliere claims te honoreren.”