Volgens het KRO-NCRV programma Pointer verrichten 72 gemeenten onderzoek naar het in de oorlog geroofde onroerend goed van Joden. In het totaal waren er 224 gemeenten, waar in de oorlog huizen van Joden onteigend en doorverkocht werden. U kunt er voor zorgen dat meer steden onderzoek gaan doen door onderstaande brief, die i.s.m. Pointer is opgesteld, te richten aan de gemeente waar uw familie heeft gewoond. Doe het, en stel het CJO hiervan per mail op de hoogte!
B&W van de gemeente ……
Betreft: roof Joods vastgoed in de Tweede Wereldoorlog
Geacht College van B&W,
In de Tweede Wereldoorlog zijn er in Nederland tussen de 16.000 tot 20.000 woningen van Joodse eigenaren geroofd. Duizenden woningen zijn doorverkocht veelal aan tussenhandelaren en oorlogskopers. De administratie van het doorverkocht vastgoed is bijgehouden in de zogenoemde Verkaufsbücher. In dit administratieve naslagwerk staan 7.107 transacties beschreven. Het onderzoeksjournalistieke platform Pointer (KRO-NCRV) doet onderzoek naar de roof en doorverkoop van het Joodse vastgoed.
De roof van Joods vastgoed ging als volgt in z’n werk: In de Tweede Wereldoorlog moesten Joodse inwoners verplicht hun woning en vastgoed aanmelden bij de Niederländische Grundstücksverwaltung (NGV). Op dat moment wist de Duitse bezetter precies welke Joden op welke plek in Nederland woonden. En terwijl Joden ondergedoken zaten of zelfs al op transport waren gezet naar de vernietigingskampen, en hun woningen dus leeg kwamen te staan, nam de NGV het beheer van de woningen over.
De onteigende huizen van de Joden werden vaak aan foute Nederlanders overgedragen, of bleven leegstaan. Indien het huis op erfpachtgrond stond, werden de gemeentelijke canons opgelegd aan de nieuwe ‘eigenaars’/bewoners. Als het leeg bleef, kon er op dat moment niets geïnd worden. Veel van de nieuwe ‘eigenaars’/bewoners vertikten het om die canons te betalen, of vluchtten aan het einde van de oorlog. Bij andere gemeentelijke heffingen, zoals straatbelasting (die los staan van de vraag of een huis op erfpachtgrond staat) en sommige gemeentelijke verzekeringsheffingen verliep het net zo.
Na de Tweede Wereldoorlog kregen de uit de kampen en onderduik teruggekeerde Joden, vaak na een moeizame strijd, hun huizen terug. Maar ze kregen tevens de rekening gepresenteerd van de niet-betaalde erfpachtcanons en gemeentelijke heffingen, zoals straatbelasting, uit de oorlogsjaren. En soms kwam daar nog een boete bovenop.
Uit onderzoek van de gemeenten Den Haag en Amsterdam bleek dat de lokale overheid na de oorlog de nog verschuldigde straatbelasting in rekening bracht bij de Joodse eigenaar of diens nabestaanden. Uit onderzoek van de gemeente Utrecht werd niet duidelijk of ook de gemeente Utrecht zulke belastingen heeft geheven, maar ‘wel is duidelijk geworden dat Utrecht niet veel compassie heeft getoond met Joodse inwoners’. Ook in het onderzoek in de gemeente Oss werd breder gekeken. Zij keken niet alleen naar de onteigende Joodse panden, maar ook naar de houding van de lokale overheid ten opzichte van het rechtsherstel.
Inmiddels zijn er 72 gemeenten die onderzoek hebben gedaan naar deze kwestie. Hiervan zijn 14 onderzoeken afgerond. Uw gemeente komt ook terug in de Verkaufsbücher, vandaar dat ik u vraag om een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop in de gemeente ………is omgegaan met de betalingsverplichtingen en hoe de houding van de gemeente was tegenover de teruggekeerde Joden in de periode 1945-1950.
Ik zie uit naar uw reactie.
Met vriendelijke groet,
cc. info@cjo.nl