Rav Aron Schuster synagoge, Amsterdam, 08/11/2020
Goedemiddag allemaal, en dank dat ik bij jullie binnen kan zijn vandaag, al is het via deze wat onsympathieke weg. Mooi dat ik ook het beeld krijg van die prachtige sjoel – die ik binnenkort weer hoop te bezoeken.
Het is een bijzonder moment om stil te kunnen staan bij de Kristallnacht – de Kristallnacht die voor mij symbool staat voor een politieke agenda die begint in 1933, waarbij men langzamerhand het Duitse volk voor het ergste wil preparen, die vervolgens leidt tot het stelselmatig uitsluiten van de Joodse gemeenschap uit de Duitse samenleving in 1935, leidend tot de beruchte rassenwetten.
Ik denk dat de Kristallnacht eigenlijk een soort generale repetitie was waarbij Hitler en zijn trawanten wilden kijken hoe ver ze zouden kunnen gaan, waarmee ze weg mee zouden kunnen komen. En het antwoord op die vraag was overduidelijk: met alles konden ze wegkomen.
In Duitsland stond niet iedereen te juichen – zeker niet – maar wel veel meer mensen dan je zou gedacht hebben. De kerken bleven stil, sommige geestelijken steunden zelfs was gebeurd en begroetten het verbranden van synagogen.
International was daar natuurlijk verontwaardiging – maar maatregelen tegen Duitsland bleven uit. Wat de Nederlandse regering deed een maand na de Kristallnacht, na deze novemberpogrom, wat een veel beter benaming zou zijn, is de grenzen sluiten voor Joodse vluchtelingen; met als argument dat het toelaten van meer Joden tot meer antisemitisme in Nederland zou leiden.Dus in feite was het buiten de deur houden van Joodse vluchtelingen een manier om de Joodse gemeenschap in Nederland te beschermen.
Zelden hebben we zo een niveau van cynisme gezien.
Sommigen van u zijn vast bekend met het werk van de schrijver die ik zeer bewonder; een van mijn lievelingsschrijvers, Joseph Roth. Terwijl veel verhalen over het nazitijdperk achteraf zijn geschreven, met kennis van hoe het afliep, schreef Joseph Roth al in de jaren 20’ en de jaren 30’ van de vorige eeuw – toen het allerergste nog moest gebeuren. En hoewel hij niet meer leefde toen de naziterreur zich in volle omvang liet zien – hij dronk zich letterlijk dood in 1939 – zag hij al vroeg de kiemen en herkende hij wat deze met zich mee droegen.
Het is echter eindeloos veel moeilijker om vooraf te zien waar iets toe kan leiden – hij kon dat – en ook Hannah Arendt heeft met een scherp oog waargenomen wat er gebeurde. Ze schreef met een vooruitziende blik dat in een, en ik citeer, “al maar veranderlijke en onbegripbare wereld, de massa’s een punt hadden bereikt dat zij tegelijkertijd alles en niets zouden geloven, denken dat alles mogelijk was en niets waar”. En met de industriële technologische en mediarevolutie waarin wij zitten, lijken we in een soortgelijke feitenvrije wereld terecht te zijn gekomen.
Literatuur, kunst, en schrijvers zoals Arendt en Roth helpen ons de symptomen te ontwaren en te identificeren.
Welke conclusies kunnen we trekken? We kunnen er van leren dat, zoals Roth zegt, en ik citeer weer, “de haat van de grootste historische criminelen of de wreedheid van hun helpers niet de ernstigste bedreiging van onze maatschappij is, de grootste vijand is de onverschilligheid van de meerderheid, goedwillend, maar onverschillig. En die dan over zichzelf zegt: maar wij zijn toch goedwillend?”
Het kwaad komt nooit zomaar uit de lucht vallen, het broeit en het groeit, wanneer niemand er op let, of het iets in de weg legt. Het start met een woord dat een mens ontmenselijkt omdat hij of zij een jood is, of een zigeuner of een moslim, of een homo.
De Holocaust is met niets te vergelijken en dient ook een unieke positie in ons collectieve bewustzijn te behouden. Ik kan en wil nu niet mijn bezoek aan Auschwitz van vorig jaar in al zijn hevigheid in herinnering roepen, dat vergt misschien een ander moment en misschien kunnen we daar ook op een ander moment ook over praten.
Maar het speelt wel in mijn achterhoofd – het bezoek – met de vraag hoe de ene mens dit de andere mens aan kan doen. Paradoxaal genoeg vraag ik mij ook af of de gruwel van de Shoah, de wetenschap over hoe het allemaal eindigde, ons soms niet in de weg zit bij het analyseren van hoe het allemaal begon en welke processen in de samenleving tot een totale menselijke ontsporing kunnen leiden.
Wat ik bedoel is dit: vergelijkbare processen hoeven niet tot een vergelijkbare uitkomst te leiden maar kunnen desondanks even goed zeer bedreigend zijn voor onze samenleving en dienen vroeg te worden onderkend en geadresseerd.
Je mag dus niet een Shoah gebruiken als argument om te zeggen: ‘je mag mij daar niet mee vergelijken, dat is een Godwin’. Maar dat doen we niet; we vergelijken de oorzaken – waar het begon – niet hoe het eindigt.
Het antisemitisme is helaas aan een zeer verontrustende opmars bezig. Het komt van alle kanten: van extreemlinks, van extreemrechts, uit reactionaire hoek, uit een deel van de moslimgemeenschap en het komt ook steeds meer uit de samenleving, bij mensen die zich niet door hun extreem etiquette laten vangen. We horen het toch allemaal: ‘Ik heb niets tegen joden hoor, maar…’.
Ik ben als minister begonnen de noodklok te luiden en heb in de afgelopen jaren in de Commissie nauw samengewerkt met de joodse gemeenschap in heel Europa en daarbuiten, zodat we alle krachten in de samenleving bundelen om dit eeuwenoude en steeds opflakkerende kwaad te bestrijden. Ik heb ook een speciale gezant benoemd en we zullen volgend jaar ook met een speciale strategie komen. Want er is een heel lange weg te gaan. Maar ik herhaal hier wat ik altijd zeg: zonder joodse gemeenschap houdt Europa op Europa te zijn. En dat mag ons niet overkomen.
En iedere joodse gemeenschap in Europa voelt zich vandaag niet voldoende veilig in Europa. Dat moet ons allemaal aan het hart gaan. Veiligheid, groter begrip, meer dialoog, veel beter onderwijs. Het zijn allemaal noodzakelijke onderdelen van het vaccin dat we samen moeten ontwikkelen.
Joden vormen een kleine Europese gemeenschap die voor niemand een gevaar is, niemand wil bekeren, die niemand wil bedreigen. Het is voor mij de essentie van wie we zijn als Europeanen, hoe wij met elkaar willen samenleven. En als die gemeenschap, die zo tot Europa hoort, net als alle andere Europeanen, als die zich niet meer veilige voelen binnen Europa, dan is er iets echt mis met de essentie van Europa.
Antisemitisme is uiteindelijk een eeuwenoud uitsluitingsproces waarbij mensen hun volwaardige deelname aan de samenleving wordt ontzegd op basis van wie ze zijn. Dus ze worden niet beoordeeld op basis van wat ze doen, maar op basis van wie ze zijn.
Dat is de zuiverste definitie van discriminatie die ik ken. Mensen zo beoordelen, dat je hun een deel van hun menselijkheid afpakt, een proces dat makkelijkst voorloopt als ‘de ander’ als een existentiële bedreiging wordt neergezet. Het is dan alsof je met een dunschiller beetje bij beetje de menselijkheid afpelt en uiteindelijk geen mens, maar alleen nog maar een bedreiging ziet. Ondertussen heb je niet in de gaten dat bij iedere laag menselijkheid die je met die dunschiller weghaalt, je bezig bent ook met bij je eigen menselijkheid stukken eraf te schaven.
En dan komt die val van dezelfde oude logica weer – de zij of wij – jews will not replace us – noem alle andere uitingsvormen van die zogenaamde identitaire beweging maar op. Het is een struggle for life, een strijd om het overleven en de ander krijgt drie keuzes: assimileren, dus zichzelf niet meer mogen zijn, opkrassen of verwijderd worden. Als dat gebeurt, wie is dan eigenlijk zijn menselijkheid kwijt, die ander of wijzelf?
Ik spreek vaak met studenten, zeg maar de mensen die over 10 of 15 jaar aan de knoppen zitten van onze samenleving en leiding zullen gaan geven aan overheden, bedrijven en organisaties. Het is daarom van het grootste belang dat ze een adequate morele bagage mee krijgen – een bagage met kennis van de geschiedenis, de psyche van de mens en de waarden die ten grondslag liggen aan onze open samenleving. In het kort: ze moeten leren kritisch denken.
Ik test hen weleens uit, geef hen een citaat en vraag waar het over gaat en van wie het afkomstig zou kunnen zijn. Ik zal u het citaat nu ook geven, hier komt het:
“We bevechten een vijand die anders is dan wij: niet open, maar verstopt. Niet recht door zee, maar listig. Niet eerlijk maar gemeen. Niet nationaal maar internationaal. Hij gelooft niet in werken maar speculeren met geld. Hij heeft geen eigen thuisland, maar gebruikt de wereld als zijn uitvalsbasis”.
Dat is het einde van het citaat.
Als je dit aan jongeren voorhoudt herkennen ze vaak de geborgen boodschap niet: ze horen de dog whistle niet zoals ze het in het Engels zeggen. Ze hebben er geen gevoel bij en kunnen het niet plaatsen. En dit zijn de meest intelligente, welwillende en idealistische mensen die we hebben.
Het probleem is dat als je deze woorden niet kan duiden, je potentieel ontvankelijk bent voor de kiemen van haatspeech of haatspeech zelf en dat kan mensen tegen elkaar opzetten. Hier samengebald, zoveel antisemitische clichés die we kennen.
Het is een citaat van iemand die nu regeringsleider is in een van de landen van de Europese Unie, hij sprak het uit in een verkiezingscampagne in 2018 en hij had een jood, George Soros, tot zijn grote vijand verklaard.
Tegelijkertijd is deze premier ook iemand die een zelfverklaard strijder tegen antisemitisme en zijn regering neemt ook stappen in die richting. En hij is een van de beste vrienden van Netanyahu. Dus het is ook allemaal vol met tegenstellingen.
Waarom doet hij dit? Omdat hij mensen aan zich weet te binden door de mensen vast te ketenen aan hun angsten. Als je mensen maar bang genoeg maakt voor de ander, voor wat anders is, dan zullen ze jou volgen als de redder voor die bedreiging, voor die ander behoedt. Dat is het proces dat gaande is. En dat proces moet worden doorbroken.
Antisemitisme is hiervan niet meer dan een bijproduct. Het is een niet-noodzakelijk onderdeel van een ideologisch programma. Het is een manier om de woede en angst van mensen te mobiliseren en verbinden met onze oudste demonen als Europeanen. Dat joden hiervan de wrange vruchten plukken wordt door deze politici op de koop toegenomen.
Het kan worden doorbroken, omdat bij de meeste landen van de Europese Unie de maatschappelijke ontwikkeling in de richting gaat van meer openheid, meer begrip, meer tolerantie. Maar het zal nooit een lineair proces zijn. We zijn in de 21e eeuw niet wezenlijk anders dan de eerste mens die een knuppel oppakte om een ander de schedel in te slaan.
De context is anders, de technologie is eindeloos verder, maar de kernvragen van de vroegste filosofen over wie wij zijn, over wat goed is en wat kwaad, zijn nog steeds vragen waar we mee worstelen. Wij zijn dus niet beter dan onze voorouders. En terwijl de geschiedenis zich niet herhaalt, rijmt ze wel, zoals Mark Twain eens zei.
Dit is geen defaitisme, in tegendeel, het is de wereld zien zoals zij is. En ik denk dat deze vaststelling en onze voortdurende worsteling over wat goed en kwaad is essentieel is. We moeten deze worsteling aangaan, elke dag. Zoals de beroemde overlever van de Holocaust Elie Wiesel zei “het tegenovergestelde van liefde is niet haat, maar onverschilligheid. De onverschilligheid en de totale relativering van wat ons maakt tot wie we zijn, zijn onze grootste vijanden”.
Je ziet in het huidige discours op de sociale en traditionele media, alle twee, maar vooral op de sociale media, steeds vaker een valse morele gelijkheid worden opgevoerd, dat de norm dreigt te gaan worden. Dader en slachtoffer krijgen even veel ruimte. Wetenschap en mening krijgen gelijke waarde. Of iets waar is of aantoonbaar is, of het feitelijk is; dat doet er niet meer toe, gevoelens zijn belangrijker.
En daarbij wordt de moraliteit gerelativeerd. Maar als feiten er niet toe doen en daders en slachtoffers evenveel gelijk hebben, en emoties en opinies regeren, hoe herken je dan nog de leugen? Hoe herken je het kwaad? En als je dat niet herkent, hoe verweer je ertegen?
Het is mooi als mensen voldoening putten uit het kunnen benoemen van problemen, maar wij politici hebben niet de vrijheid en daarbij te laten. Immers in de politiek kan het nooit alleen bij benoemen blijven en moet er iets aan worden gedaan. Politiek mag geen vrijblijvende borrelpraat zijn, daarvoor zijn de gevolgen van politiek handelen te belangrijk.
En zelfs als de wens niet verder gaat dan het uiten van een gevoel zonder enige intentie om mensen tegen elkaar op te zetten of angst aan te jagen – hetgeen van de goede orde maar even wil aannemen – moet een politicus dan niet toch worden aangesproken op het effect dat haar of zijn woorden op anderen kunnen hebben?
Woorden kunnen immers ook het kwaad dat schuilt in ieder van ons wakker kussen. Is een politicus ook niet verantwoordelijk voor de context waarbinnen hij of zij woorden en begrippen gebruikt?
Woorden hebben namelijk een lading, een betekenis, een effect. Het gebruik van woorden door mensen met gezag; die woorden hebben per definitie effect. Het is namelijk een vorm van machtsuitoefening. En in een democratische samenleving gaan invloed, macht en verantwoordelijkheid hand in hand.
In grote delen van de Europese Unie heeft een cluster aan crises die we de afgelopen 10 jaar hebben meegemaakt tot ontreddering geleid. Als je in de recente rapporten ziet hoe het met de middenklasse staat in Europa, die heel snel erodeert, dan komt daar een gevoel van wanhoop uit, en daar spelen politici van meer autocratische inslag heel handig op in.
De huidigen pandemie dreigt het nog te verergeren, al zie ik ook een hele sterke opleving van het gevoel van onderlinge lotsverbondenheid, zowel als over de grenzen heen.
Ik ben ervan overtuigd dat we de herverdeling in deze vierde industriële revolutie weer opnieuw zullen moeten uitvinden om niet de middenklasse in Europa aan extreemrechts te verliezen. Ik put daar hoop uit. Maar een programma waarbij de solidariteit in de vierde industriële revolutie opnieuw formuleert op een manier die recht doet aan for the many, not the few is mogelijk.
Want het is inmiddels ook geen links tegen rechts thema meer. Iedereen is hier langzamerhand van doordrongen, in wat ik dan zal noemen, de constructieve politiek. Want solidariteit komt niet van onder naar boven, gaat niet van boven naar beneden, maar gaat van het midden naar boven en naar onder.
Hoop bieden, perspectief bieden aan de middenklasse, dat is het enige echte medicijn tegen het virus van haat tegen andere mensen. Begrijpen dat solidariteit, waar altijd een kern van eigenbelang in zit, opnieuw moet worden uitgevonden, omdat maatschappelijke verhoudingen in deze industriële revolutie op de schop zijn gegaan.
Vandaag staan we stil bij wat er kan gebeuren als van angst en wanhoop haat wordt gesmeten. Haat als drijfveer om de ander te ontmenselijken, uit te sluiten en uiteindelijk te vermoorden.
De enige oprechte vorm van herdenking is die die niet in een ritueel blijft hangen maar die ons aanspoort te blijven handelen in de geest van tolerantie, van begrip, van openheid. Heldhaftig, vastberaden, barmhartig maar vooral nooit onverschillig.
Dank u.
***